CIDR




CIDR, ook weleens Supernetting genoemd, is de afkorting voor Classless Inter-Domain Routing.

CIDR IP-adres systeem werd in 1993 door de IETF (Internet Engineering Task Force) ingevoerd om de rappiede uitputting van het classful IPv4 systeem te vertragen. Vastgelegd werden de nieuwe afspraken in RFC_1518 en RFC_1519. De nieuwe methode van voor het routen van IPv4-pakketten werd in 2006 met de publicatie van RFC_4632 bijgesteld.
Bedoeling van CIDR is om genoeg tijd te winnen bij de overstap naar IPv6. CIDR is derhalve een tussenoplossing.

Met behulp van het CIDR kan het aantal beschikbare adressen significant worden verhoogd. CIDR wordt sinds 1993 gebruikt als een routing systeem voor bijna alle gateway hosts in het backbone netwerk van het internet. De internetautoriteiten gaan ervan uit dat bijna alle internetproviders in de aanloop naar IPv6 gebruik zullen maken van het CIDR voor routeringstaken.

Supernetting en CIDR breken met de regels van de grenzen van de IP-adressenklassen, door middel van een bit-wise routing in plaats van routing volgens de Net ID en voorkomt verspilling van IP adressen.

Het CIDR omvat verschillende concepten. Het is gebaseerd op de VLSM-techniek (variable-length subnet masking), die het mogelijk maakt om netnummers met een willekeurige lengte te bepalen.
CIDR introduceerde ook een nieuwe methode voor de weergave van IP-adressen, waarbij een / achter het IP-adres wordt geplaatst zoals 192.3.3.0/24.
De eerste deel van 192.3.3.0, is het internet adres, waarbij de /24 het eerste 24 bits van het netwerk-deel reserveert en 8 bits overhoud voor de host-adres, de gebruiker.

Op deze manier verhoogt het het aantal beschikbare IP-adressen met uitgebreid gebruik van NAT (Network Address Translation). CIDR wordt ondersteund door BGP (Border Gateway Protocol) en OSPF (Open Shortest Path First).