Besturingssystemen


Zoals het woord al laat vermoeden zijn besturingssystemen nodig om de computer te laten werken, zeg te besturen.
Een computer zonder besturingssysteem is als een auto zonder motor. Mooi maar je hebt er niets aan.

Konrad Zuse was er stellig van overtuigd dat een besturingssysteem met de computer meegeleverd hoort te worden, wat hij ook een keer in een gesprek met Bill Gates benadrukte.
Bill Gates echter houdt er een andere mening op na.
Konrad Zuse vond dat er niet extra geld aan moest worden verdiend.
In middels zijn Linus Torvalds en vele anderen tot de zelfde conclusie gekomen.
Maar dit ter zijde.

In de beginjaren van de computerontwikkeling bouwde ieder computerfabrikant zijn eigen besturingssysteem.
Er was in die dagen absoluut geen uitwisseling van programma’s of gegevens mogelijk.
Zelfs opvolgende ontwikkelingen van computers van de zelfde fabrikant leverden geen besturingssysteem wat op de vorige computers werd gebruikt.
Met de komst van UNIX in 1969 veranderde de visie van de producenten en gebruikers in een klap.

Het toverwoord was uitwisselbaarheid.

Met de komst van de microcomputers werd het hele verhaal over uitwisselbaarheid en productgebonden software en zomede ook besturingssysteem nog een keer over gedaan.
De producenten van de microcomputers ontwikkelde met hun systemen ook hun eigen besturingssystemen.
Daar kwam pas in 1974 met de komst van CP/M van Gary Kildall een eind aan.
CP/M was tot in de beginjaren tachtig het besturingssysteem voor microcomputers. Halverwege de jaren tachtig toen de marktaandeel van IBM steeds groter werd, schakelden ook de gebruikers geleidelijk over op het systeem van Microsoft, DOS.